6 oktober 2024 9.30 (ds. D.G.R.A. Beekman)
Welkom
Psalm 147: 3 (NB) -> Schoolpsalm
Stil gebed, votum en groet
Psalm 122: 1 en 2 (OB)
Leefregels Micha 6, 5-8
Psalm 143: 10 (OB)
Gebed om de verlichting met de Heilige Geest
OTH lied 225: 1 en 3 ‘Door de wereld gaat een woord’
Kindermoment
Schriftlezing Romeinen 4
Liedboek gezang 3: 1, 2 en 6 ‘Uit Oer is hij getogen’
Verkondiging
Psalm 26: 5 (NB)
Afscheid ouderling-kerkrentmeester
Toezingen Ps. 90: 8 (NB)
Lezing formulier bevestiging ambtsdrager
In het vergaderen en onderhouden van zijn kerk maakt onze Heer Jezus Christus gebruik van de dienst van mensen, aan wie Hij in de gemeente een bijzondere taak heeft toevertrouwd. Hun ambtswerk is bedoeld om de gelovigen toe te rusten: tot getuigenis en dienst in de wereld en tot opbouw van het lichaam van Christus. Zij mogen dit werk verrichten, ziende op Hem, die niet gekomen is om zich te laten dienen maar om te dienen. Een van de ambten is dat van ouderling. Zoals de oudsten in Israël het volk vertegenwoordigden en tegelijk het opzicht hadden over de gemeente van God, zo worden in de kerk van Christus de ouderlingen aangesteld om de gemeente te houden aan haar roeping: een koninkrijk van priesters en een heilig volk te zijn. Door op te treden als vertrouwenspersoon en geweten van de gemeente in deze tijd, bemoedigen zij hun broeders en zusters in de navolging van Christus onze Heer. Hoe zouden wij een levende gemeente zijn als niet mensen telkens vanuit Gods liefde werden opgezocht? En hoe zouden predikanten de opdracht van de Goede Herder: “Hoed mijn schapen” kunnen vervullen als zij daarbij niet op de medewerking van de ouderlingen mochten rekenen? De verzorging van de materiële belangen van de gemeente is de speciale taak van de ouderling-kerkrentmeester. Alle ambtsdragers hebben tezamen de verantwoordelijkheid als raad van de kerk om de gemeente en elkaar in vieren, leren en dienen bij het heilsgeheim van Jezus Christus te bewaren: voor alle dingen zoeken wij immers Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid. En u broeder, die nu gereed staat uw ambtswerk te aanvaarden: herinnert u altijd met dankbaarheid, dat het Christus’ eigen kudde is, die u wordt toevertrouwd. Hij heeft haar verworven door zijn bloed, het is Zijn kerk. Aanvaardt dan uw dienst met blijdschap, bouwt de gemeente op; voedt uzelf met de woorden van het geloof en de goede leer en bidt in uw zwakheid om de kracht van de Heilige Geest.
Bevestiging in het ambt
Toezingen (staande) Psalm 134: 3 (OB)
Dankgebed en voorbede
Inzameling van de gaven
Liedboek gezang 434: 1 en 5 ‘Lof zij de Heer, de almachtige koning’
Zegen