Ds. Verbaan naar Ede: nieuw perspectief in tijd van ballingschap
In de woning van de familie Verbaan, op een steenworp afstand van de Oude Kerk in Ermelo, staan de verhuisdozen klaar. Het is begin september. In de tuin valt het licht van de middagzon op een hortensia met witte bloempluimen. Het is tijd voor thee en zelfgemaakte koekjes met pistache. Binnen, aan tafel, blikken ds. Peter Verbaan (1966) en zijn vrouw Anne Verbaan-van den Heuvel (1967) vooruit op hun komst naar Ede.
Hij schenkt de thee in, zij komt juist uit het dorp. “In de boekhandel maakte ik een praatje. Dan moet je vertellen: over twee weken vertrekken we.”
Om met de vraag van ons jaarthema te beginnen: Hoe gaat het met u?
PV: “Het gaat best goed, omdat je een heel nieuw perspectief hebt. Daar groei je met elkaar naartoe. Tegelijk scheur je je los van een plek waar je het goed hebt en waar je elf jaar met plezier hebt gewerkt. Dat is dubbel. Daarbij is het door corona een heel andere tijd. De herinneringen gaan terug naar vorige keren dat we naar een nieuwe gemeente gingen. Dit wordt de vierde. Mooi zijn de warme woorden en de bedankjes. Je moet ergens weggaan om zo veel complimenten te ontvangen.”
AV: “Een tijd van oogsten, noemde iemand dat wel. We hebben het hier ook weer goed gehad.”
PV: “Tot nu toe verkasten we steeds naar een andere provincie. Nu blijven we binnen Gelderland, veertig kilometer verder. Ik denk dat we daar het leven weer oppakken en uitbouwen.”
Wat was uw allereerste indruk van de Nieuwe Kerkgemeente?
PV: “Die was er voor de kennismaking eigenlijk nauwelijks. We kenden de gemeente voorheen niet. Ik kende heel Ede niet. Ik wist alleen dat het naast Bennekom lag, waar mijn vrouw predikante is.”
AV: “In Bennekom sprak ik wel mensen die eerder in Ede woonden en uit de Nieuwe Kerkgemeente kwamen, of die er familie hadden. Verder had ik geen idee, ik kende het kerkgebouw niet. Bij Ede dacht ik aan de CHE en de Foodvalley. Mensen zeiden: Ede is een groot dorp, maar meer een kleine stad. Verder wisten we niets.”
PV: “Ik preekte wel in Veenendaal en Lunteren, maar niet in Ede. Meestal preekte ik in plaatsen zoals Kampen of Amersfoort.”
Hoe beleefde u de kennismaking?
AV: “De picknick bij Kernhem, die was mooi. Een klein meisje kwam spontaan naast me staan om gezellig even te kletsen. Al die kinderen, zo leuk. Het kerkgebouw vonden we heel groot.”
PV: “Ik vond dat er veel gebeurde, een hoop levendigheid en betrokkenheid. Veel mensen die de schouders eronder zetten.”
AV: “We fietsten door Ede, heuvel op. Ik had er helemaal geen idee van dat er in Ede hoogteverschillen waren. Ik had een fiets met zo’n bak voorop, dat viel nog niet mee.”
PV: “In coronatijd is er op een leuke, creatieve manier vormgegeven aan de kennismaking. Het is een periode dat je mensen veel minder ziet. Zolang corona blijft, is dat nu eenmaal zo. We hebben vertrouwen gekregen dat het vanzelf gaat lopen als we eenmaal in Ede zijn. We ontmoetten aardige mensen, met allerlei verschillende achtergronden.”
AV: “En veel kader. Ik merkte ook dat mensen voor de inhoud gingen.”
PV: “Het is mooi om te zien dat achter een beroepingscommissie ook weer andere mensen staan. Ik was blij om hen te ontmoeten. Mij viel de nuchterheid op: leuk dat we met een – mogelijk nieuwe – dominee kunnen kennismaken, maar het is ook fijn dat we elkaar weer treffen. Dat herken ik. Het is een worsteling hoe je vandaag kerk bent. Je mag niet zingen in de kerk; het is een crime. En in die context ga je dan ook nog verkassen.”
En, is er al veel geschilderd in Ede?
PV: “Best wel veel, ja.”
AV: “Sterker nog, de schilder is zelfs klaar. Alles is licht en wit, het glinstert ons toe. Onze jongste zoon en dochter verhuizen mee. Eerst dachten we met z’n tweeën te gaan, nu gaan we met z’n vieren.”
PV: “De kinderen hebben dit al een of twee keer meegemaakt, maar zitten nu wel in een andere levensfase. Gingen ze de vorige keer naar de basisschool en de middelbare school, nu studeren ze of gaan ze studeren. Onze jongste dochter in Utrecht en haar broer studeerde in Zwolle. De oudste dochter studeert in Groningen.”
U ziet de gemeente als een verzameling van leerlingen die getuigen willen zijn van Jezus in deze wereld en deze tijd. Hoe kijkt u naar deze tijd?
PV: “De theoloog Tom Wright stelt dat we in een soort ballingschap leven. Dat geldt voor de kerk, maar misschien wel voor de hele wereld. Het is een tijd waarin het erop aankomt, zoals toen Israël in ballingschap was in Babel. Populisme is in opkomst, wereldwijd en in Nederland. Overheden hebben de verantwoordelijkheid om het hoofd koel te houden en een weg te banen in een ingewikkelde tijd. Ik wil daar verder geen grote woorden over spreken. De kerk is niet van gisteren of vandaag, maar ook van morgen. We richten ons op Hem die komt. Niet op de eeuwen, maar op de Eeuwige. Een leerling van Jezus is iemand die oude en nieuwe dingen uit de voorraad tevoorschijn haalt (Matteüs 13). Zo zoek je je weg.”
AV: “Een mooi beeld, van die ballingschap. Het gaat erom staande te blijven en je verbonden te blijven weten met elkaar en met God. Pas vierden we in Bennekom avondmaal. De mensen die in de kerk waren, vonden het heel positief. Maar de mensen thuis konden vanwege de privacy niet alles zien. Zij voelden zich niet verbonden. Het is zo belangrijk dat je je verbonden blijft voelen.”
Zondag 28 juni typeerde u deze tijd als ik-gericht en door het nieuws beheerst.
PV: “Ik citeerde Nietzsche: de krant vervangt het gebed. Dat was toen dus al zo, eind negentiende eeuw. Vorige week had ik een vergadering en iedereen zat op z’n mobiel. Toen zei een collega: “Zijn jullie nu aan het bidden, of waar zijn jullie mee bezig?” Dat was heel scherp. We zijn zo door al die berichten bezet, dat we bij een vergadering eerst onze mobiel checken. Zo leven we vandaag. De ideale mens heeft misschien nooit bestaan, maar vroeger werd het leven wel gedragen door gebed. Het ochtendgebed en het avondgebed. Nu is dat de telefoon, van het opstaan tot het slapengaan. Je ontkomt er niet aan.”
Het verhaal van de Emmaüsgangers spreekt u bijzonder aan, vertelde u de kinderen in de Nieuwe Kerk. Net als de gelijkenis van de Pottenbakker.
PV: “Het verhaal van de Emmaüsgangers is een metafoor voor hoe je als predikant in het pastoraat met mensen oploopt in hun teleurstellingen en in hun vreugde. Dat je merkt dat je niet zomaar met elkaar optrekt, maar dat er nog Iemand bij is. Samen oplopen, onderweg zijn, elkaar ontmoeten. Herder en leraar zijn. Jezus legt dingen uit, er worden vragen gesteld. Dat is het leraarschap. De herder vraagt door: wat is je angst? We hebben allemaal onze teleurstellingen, er is een wereld die zorgen geeft. Maar: het is Pasen geweest. God is met ons aan het werk. Je wordt gevormd, geboetseerd naar de gestalte van de Ene.”
AV: ““Zoals klei in de hand van de pottenbakker / Zo ben jij in mijn hand, zegt de Heer.” Van Elly en Rikkert; kent helaas niemand meer tegenwoordig.”
PV: “Misschien komt het over een poosje weer terug, dan is het retro.”
De Nieuwe Kerkgemeente wil belijdend, veelkleurig en wervend zijn. Zijn dat termen die u aanspreken?
PV: “Ja, natuurlijk, wat dacht je? Ik ben vanouds betrokken bij de Confessionele Beweging. We belijden: we hebben één Heer. Wat heb je anders te bieden als kerk? Het gaat om de inhoud. Die moet het doen, daar leven we van. Er is een schat in onze traditie te vinden. Het gaat er niet om oude woorden te herhalen, maar je wilt de draagkracht en de inhoud van die woorden voor vandaag vertolken. Hoe ben je, als kerk van verschillende generaties, één? Links en rechts zijn er mensen die over allerlei zaken zó duidelijk zijn. Maar ik denk dan al snel: er is ook nog een andere kant.
Wat het wervende betreft: het begint bij de missie, dat is de moeder, de oorsprong. Wat ervan kwam is de kerk, de dochter. Tegelijk leven wij in een post-christelijke samenleving, een seculiere tijd. Je hebt een heleboel uit te leggen als kerk, en soms ook boter op het hoofd. Veel mensen lopen de kerk voorbij en hebben daar ook argumenten voor. Als leerlingen van Jezus willen wij met elkaar iets uitstralen in een wereld die steeds minder als christelijk te boek staat. Hoe kijken wij naar ons eigen verleden? Wat zegt het bijvoorbeeld over de kerk als daar weinig mensen van kleur te vinden zijn? Het was de charme van de profielschets van de Nieuwe Kerkgemeente dat dit werd benoemd.”
U blijft graag in gesprek met stemmen uit heden en verleden. Welke zoal?
PV: “Augustinus, Luther, Miskotte, Noordmans, Van Ruler. Maar ook Rowan Williams, Tom Wright, Samuel Wells. Of een rooms-katholieke theoloog die mooie dingen schrijft, zoals Erik Borgman. Het gaat er niet om hen te citeren, hoewel ik dat ook wel doe. Wat belangrijk is: zij worstelden ook met vragen. Hoe gingen zij daarmee om en wat kunnen wij daarvan leren? Je hebt geestrijke mensen nodig die gids zijn. En die zijn er wel.”
Met welke verwachting voor de toekomst pakt u de verhuisdozen in?
AV: “Ik verwacht dat Ede een goede plek is. Een plek om weer onze tent op te slaan. Om te proberen te doen wat je denkt dat goed is om te doen. Om mens te zijn met nieuwe mensen.”
PV: “Een spannende vraag vind ik wel: wat voor gemeente is er straks, na corona, in beeld? Omdat je die gemeente nog niet hebt gezien. Tegelijk ga je gewoon aan de slag en dan ontmoet je vanzelf meer mensen. In het begin zal ik de TomTom wel nodig hebben.”
AV: “We zeiden al tegen elkaar: we gaan daar eerst maar eens een paar rondjes fietsen. En kijken of we een bakker kunnen vinden.”